Honden met een plukvacht zoals Bouviers, Schnauzers, de meeste terriër rassen en alle overige ruwharige honden hebben meestal een zachte, wollige ondervacht, met een bovenlaag van harde, draadachtige haren. Deze laatste “de plukvacht” moet regelmatig verwijderd worden.
Bij het plukken wordt het dode haar met de hand (of een trimmes) weggenomen. Dit gebeurt uiteraard alleen wanneer de vacht plukrijp is zodat de nieuwe vacht alle ruimte krijgt om zich optimaal te ontwikkelen. Wanneer je dit zou nalaten loopt u het risico dat uw hond jeukklachten krijgt, zich gaat stukbijten en bij de dierenarts terecht komt. De plukmethode is vrij arbeidsintensief.
Bij strippen wordt, net als bij het plukken, het dode haar verwijderd.
Alleen de hoeveelheid en de cyclus zijn anders.
Eens per drie à vier maanden (afhankelijk van de vacht) wordt de helft van de bovenvacht verwijderd.
Deze begint weer te groeien en is na enkele maanden gedeeltelijk aangegroeid.
Nu worden de “oude” haren (die de vorige keer dus zijn blijven staan) weggeplukt.
Wat er dan overblijft is een korte, harde bovenvacht.
Deze cyclus blijven we herhalen.
Op deze manier loopt uw hond er altijd keurig bij, in plaats van de plotselinge overgang van heel erg lang naar helemaal kaal.
Daar komt bij dat de behandeling op zich niet zo intensief is dan wanneer zijn complete vacht verwijderd wordt.
Ook wordt strippen vaak geadviseerd bij honden die (bijna) geen wol hebben.